We kennen allemaal wel mensen die vroeger bij ons in de buurt woonden of werkten, maar die daarna ‘de wijde wereld’ in getrokken zijn. In de artikelenserie ‘Hoe zou het gaan met’ vragen we voormalige Veluwenaren naar hun leven ‘in den vreemde’ en hun herinneringen aan hun oude woonplaats. Deze keer spreken we oud-Epenaar John Veldhuis. Hij emigreerde in 1952 met zijn ouders naar Canada. Sindsdien heeft hij heel wat van de wereld gezien.
“Het is niet gemakkelijk voor mij om Nederlands te spreken, want het is lang geleden dat ik dat voor het laatst gedaan heb”, zegt John Veldhuis glimlachend via een Facebook-verbinding tussen de VA-redactie in Epe en Johns huidige woonplaats Alexandria (Virginia) in de Verenigde Staten. “We zijn in juni 1952 met ons gezin – mijn vader, moeder en jongere zus – geëmigreerd naar Canada. Mijn vader Henk Veldhuis had een schildersbedrijf aan de Tongerenseweg in Epe, op de plaats waar nu het bouwbedrijf E.J. Veldhuis nog altijd te vinden is. Hij schilderde in die periode alle boerderijen in de toen nieuwe Noord-Oostpolder. Maar hij moest daarover toen zo veel belasting betalen dat hij besloot om te emigreren. Dat deden veel mensen in die periode. Ook vanuit Epe zijn destijds verschillende families vertrokken.”
De familie Veldhuis overwoog drie opties: Zuid-Afrika, Australië en Canada. “Vanwege de toenmalige apartheid was Zuid-Afrika voor ons geen optie”, vertelt John. “En mijn vader vond Australië ook geen goed idee. Hij zei: ‘Als het niet bevalt kunnen we dan nooit meer terug. Want Australië is te ver weg’. En dus werd het Canada.” Dat bleek een goede keuze: Johns vader kon onmiddellijk aan de slag als schilder. “We kwamen op een maandag aan en op dinsdag was hij al aan het werk”, herinnert John zich. “Uiteindelijk kwam mijn vader in dienst bij Iowa Central University. Hij heeft zijn hele verdere leven in Iowa gewoond.”
Engels
Ten tijde van de emigratie was John 15 jaar oud. Hij zat destijds op de Ambachtsschool in Epe, die hij net niet kon afmaken. “Ik heette toen trouwens Evert Jan, maar omdat dit voor Canadezen een moeilijke naam was, werd het ‘John’”, legt hij uit. “Toen ik in Canada kwam, sprak ik geen woord Engels. Daarom ben ik toen op een boerderij gaan werken, om zodoende Engels te leren spreken.” Op zijn 18e jaar was zijn Engels goed genoeg om alsnog naar High School te gaan. “Dat was vreemd”, zegt John. “De meeste kinderen gaan van High School af op hun 18e, maar ik begón juist op die leeftijd. Hoewel ik daar veel geleerd heb, was dat toch niet prettig. Na 2 jaar ben ik daarom gestopt.”
Maar daarmee was Johns onderwijscarrière niet ten einde. Integendeel zelfs. In de daaropvolgende jaren legde hij een imposant onderwijstraject af, uiteindelijk resulterend in onder meer een professorschap aan een universiteit. “Dat is te danken aan de staat Ontario”, legt John uit. “Zij boden destijds een speciaal programma aan voor mensen die High School niet hadden afgemaakt, maar die op basis van een test toch konden worden toegelaten tot een universiteit. Dankzij die mogelijkheid ben ik gaan studeren aan de University of Toronto.”
John studeerde er aanvankelijk Psychologie en Sociologie. Daarna verwierf hij een graad in de rechtswetenschap en vervolgens een master op het gebied van onderwijskunde. Zijn universitaire opleiding werd bekroond met een doctorstitel op het gebied van onderwijskunde. Het was het begin van een lange academische carrière. “Ik was docent, afdelingshoofd en professor”, vat John zijn carrière samen, om er lachend aan toe te voegen: “En toen ik met pensioen ging, dacht ik: ‘wat nu?’.”
Het antwoord op die vraag diende zich al snel aan. Via zijn kerk hoorde John van de precaire situatie op Haïti, waar medio jaren ’90 veel behoefte was aan hulp. “Men wilde graag een eigen universiteit op het eiland, dus die ben ik toen gaan opzetten”, zegt hij. “In een periode van een jaar of 2 heb ik het onderwijsprogramma ontwikkeld. Ik kreeg daarbij trouwens hulp van het Canadese leger; het 22e regiment van het Canadese leger was gestationeerd op Haïti. Zij hebben mij veel geholpen, bijvoorbeeld met het vervoeren van boeken en andere benodigdheden naar Haïti.” De door John opgerichte universiteit – die tegenwoordig Université Episcopale d’Haïti heet – is nog altijd een groot succes. John begon met twee faculteiten, maar inmiddels heeft de universiteit niet minder dan elf faculteiten.
Fietstocht
Een Universiteit heeft geld nodig om studenten goed onderwijs te kunnen bieden. Om geld op te halen voor de universiteit bedacht John een heel bijzonder middel: een fietstocht door de Verenigde Staten. “De Verenigde Staten lenen zich beter voor zo’n tocht dan Canada”, legt hij uit. “Zowel geografisch als qua klimaat.” John kocht een fiets, een tent en een slaapzak en vertrok. “Onderweg werd ik uitgenodigd voor lezingen bij allerlei verenigingen en kerken. Ik haalde daarbij in totaal $ 17.000 op. En aan het einde van de tocht – in Florida – ontmoette ik via wederzijdse vrienden mijn vrouw.” Omdat Johns vrouw Amerikaanse is en een goede baan heeft, woont John sindsdien – met een onderbreking van 2 jaar toen hij in Oeganda werkte – in de Verenigde Staten, in Alexandria. “We wonen nu dichtbij Washington DC. Als ik wil, ben ik binnen een kwartier in de hoofdstad.”
John heeft drie kinderen uit zijn eerste huwelijk, die allemaal in Canada wonen. Ook Johns vrouw Nancy heeft drie kinderen. Behalve met familie en de Rotary, waar John lid van is, is hij nog steeds actief op allerlei andere vlakken. Zo vertelt hij dat hij om de 5 jaar een avontuurlijk reis maakt. “Op mijn 65e beklom ik de Kilimanjaro, op mijn 70e maakte ik een fietstocht van Kopenhagen naar Gibraltar en op mijn 75e heb ik een voettocht van 650 mijl gemaakt door de Apalachen.” Als gevolg van ziekte van zijn vrouw heeft John ter gelegenheid van zijn 80e verjaardag geen avontuurlijke reis gemaakt. “Dat doe ik wel weer op mijn 85e”, glimlacht hij. “Maar ter vervanging heb ik toen met een stel vrienden een reis door Nederland gemaakt. Ik was de gids. Natuurlijk hebben we daarbij ook Epe bezocht. We sliepen in hotel Dennenheuvel. Het was prachtig.”
Konijnen
Hoewel hij al heel lang weg is uit Epe, bewaart John warme herinneringen aan het dorp. “Ik had een mooie jeugd in Epe”, zegt hij. “Ik ging naar de School met den Bijbel [tegenwoordig de Anne de Vriesschool, red.] en kreeg heel goed onderwijs van meester Marinussen, een fantastische onderwijzer.” Ook de oorlog heeft een onuitwisbare indruk gemaakt op de jonge Evert/John. “Het begin van de oorlog weet ik niet meer”, zegt hij. “Maar de jaren ‘44 en ‘45 staan me nog helder voor de geest. Zo weet ik nog dat ik toen konijnen hield. Maar in die periode verdwenen die konijnen vaak. Op onverklaarbare wijze stonden ze dan ineens op tafel.” Ook weet hij nog goed dat Epe bevrijd werd. “Er zaten Canadezen bij de begraafplaats aan de Tongerenseweg, vlakbij ons huis”, vertelt hij. “Daar heb ik voor het eerst van mijn leven wit brood geproefd. De Canadese soldaten hadden wit Italiaans brood bij zich en gaven mij een stuk. Dat was heerlijk. Als ik eraan denk, proef ik het weer.”
Tekst: Henk-Jan Hoekjen
Foto’s: John Veldhuis, Gert van den Esschert